direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0001-0002

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. In het kader van een voorontwerp van het bestemmingsplan 'Zuid' is door de gemeente Schiedam een milieuhygiënisch bodemadvies opgesteld.

4.2.1 Opbouw van de bodem

De bodem in het bestemmingsplangebied 'Zuid' bestaat, verticaal vanaf het oorspronkelijke maaiveld gezien, tot circa NAP -12 meter (de deklaag) uit zandige klei en veen. Deze deklaag is gevoelig voor zettingen en biedt weinig draagkracht. Onder de deklaag bevindt zich het zandige eerste watervoerende pakket. De grondwaterspiegel bevindt zich over het algemeen op een diepte tussen de 1 en 2 meter beneden het maaiveld.

Het bestemmingsplangebied wordt doorsneden door een dijklichaam met een primaire waterkerende functie. Het buitendijkse gebied (ten zuiden van de Havendijk) bestond oorspronkelijk uit slikgronden. Deze slikgronden stonden regelmatig onder water door het fluctuerende waterpeil van de Maas toen deze een brede zeearm was.

4.2.2 Bodemkwaliteit

Door de grote mate van verstedelijking is in de gemeente Schiedam weinig terug te vinden van de oorspronkelijke bodemopbouw. De woonwijk De Gorzen is in 1919 opgespoten met zandig materiaal. De ophooglaag bereikt rondom de Nieuwe Maasstraat een maximale dikte van 5 meter. Uit diverse bodemonderzoeken in de wijk blijkt in deze zandige ophooglaag regelmatig sprake te zijn van bijmengingen met (bouw)puin, verbrandingsresten of ander huishoudelijk afval. Mede hierdoor is de bodem in de wijk licht verontreinigd met koper, lood, zink, PAK en minerale olie. Daarbij is sprake van heterogeniteit van de verontreiniging, wat betekent dat plaatselijk hogere waarden van deze stoffen worden aangetroffen.

In het buitendijks gebied (ten zuiden van de Havendijk) zijn in de jaren '50 van de vorige eeuw verschillende insteekhavens, waaronder het Balkengat (nu Spuihaven), gedempt met grond (waarschijnlijk slib uit de Wilhelminahaven) die sterk verontreinigd is met zware metalen, PAK en minerale olie. Het overgebleven open water is ingericht als jachthaven De algemene bodemkwaliteit wijkt af van die van de wijk De Gorzen ten noorden van de Havendijk. Over het algemeen is de bodem in het buitendijkse gebied matig verontreinigd met zware metalen, minerale olie en EOX (pesticiden of bestrijdingsmiddelachtige stoffen).

4.2.3 Bodemsaneringen

Binnen het bestemmingsplangebied hebben een aantal grootschalige saneringen plaatsgevonden:

  • Het terrein van de voormalige gasfabriek, welke in 1856-57 is gebouwd en in de in de jaren '60 van de vorige eeuw is afgebroken, is in 1985 gesaneerd (met name op cyanide). De sanering had tot doel de bodemverontreiniging volledig (multifunctioneel) te verwijderen. Het gehele terrein dat de gasfabriek omsloot is in dit kader tot een diepte van ongeveer 3 meter afgegraven.
  • Op het terrein aan de Hoofdstraat 24-38 hebben diverse bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden door de firma Nolet. In 1998 is een deel van het terrein gesaneerd door middel van isolatie en een deel door verwijdering.
  • Het terrein van de voormalige verffabriek Veveo aan de Willemskade en Hagastraat is in de jaren '90 volledig gesaneerd op minerale olie en enkele zware metalen.
  • Aan de Maasboulevard, ter plekke van het Hoofdplein en de Voorhavenkade, is een benzine-servicestation aanwezig geweest. De bodem is hier in 1992 nagenoeg volledig gesaneerd. Er is een geringe (stationaire) restverontreiniging met minerale olie achtergebleven in de Voorhavenkade.
4.2.4 Bestaande bodemverontreinigingen

Gelet op de bedrijvigheid in de wijk in het verleden is de kans dat op andere locaties sprake is van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Op basis van landelijke ervaringscijfers (uniforme bodemindexering) en de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten valt niet te verwachten dat daarbij sprake is van zodanige risico's (humaan, verspreiding en ecologisch) dat een spoedige sanering noodzakelijk is.

Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning (bouwen), voor een afwijking van een bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente en bij andere vormen van grondverzet is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoeken worden uitgevoerd conform de NEN5725 en 5740, aangevuld met onderzoek naar arseen (vanwege de van nature aanwezige zeeklei waaraan arseen is gebonden). Indien interventiewaarden worden overschreden kunnen bij bouwplannen en bestemmingswijzigingen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht).

4.2.5 Bodembeleid

Voor het bestemmingsplan 'Zuid' wordt gebiedsspecifiek bodembeleid gehanteerd. Dit betekent dat voor bepaalde stoffen (hogere) lokale maximale waarden zijn gedefinieerd die beter aansluiten bij een optimaal (her)gebruik (toepassingsbeleid voor grond) alsmede bij het saneringsbeleid in de vorm van een te hanteren terugsaneerwaarde. In plaats van de landelijk gewenste kwaliteit van de grond voor woongebieden (beneden de achtergrondwaarde voor een woonfunctie) geldt een bodemkwaliteit die beter aansluit bij de bestaande achtergrondwaarde in het plangebied, zonder dat daarbij sprake is van (humane) risico's. Toe te passen grond dient zintuiglijk vrij te zijn van bodemvreemde materialen en er mag geen asbest aanwezig zijn in gehaltes boven de interventiewaarde voor asbest. Tevens mag geen asbest aanwezig zijn in gehaltes boven de 10 mg/kg droge stof. De lokaal gewenste bodemkwaliteit is beschreven in een vastgestelde nota bodembeheer.

4.2.6 Hof in Zuid

Door Mol Ingenieursbureau is ten behoeve van het project 'Hof in Zuid' een verkennend bodemonderzoek (proj.nr. 12344.1, d.d. 12 juli 2010) en een nader bodemonderzoek (proj.nr. 12344B, d.d. 17 november 2010) uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat ter plekke van deze locatie:

  • lichte tot sterke heterogene bodemverontreiniging met lood en zink in de bovengrond van de siertuinen;
  • de grond onder de bebouwing niet tot licht verontreinigd is met lood en zink;
  • dat de ondergrond niet tot licht verontreinigd is met de onderzochte parameters.

Gelet op deze bevindingen is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wel dient een plan van aanpak te worden opgesteld waarin wordt beschreven op welke wijze wordt omgegaan met de matig tot sterk verontreinigde bovengrond.