Tewerkgestelde Nederlanders na de bevrijding in een werkkamp in de omgeving van Hamburg. Op de achterste rij, geheel rechts, staat Schiedammer Henk Burggraaf, de man met de accordeon is iemand genaamd Burger, 24 mei 1945, fotograaf en auteursrechten onbekend, coll. Gemeentearchief Schiedam, beeldnr. 34787

Terug naar huis

De eindfase van de oorlog is chaotisch, nerveus en soms grimmig. Miljoenen mensen proberen van oost naar west te vluchten, veelal uit angst voor het Russisch leger. Wat de dwangarbeiders doen, is erg afhankelijk van de plek waar ze zijn. Sommigen proberen te vluchten, anderen blijven op hun plek en wachten af. Sommigen kunnen niet anders dan wachten. Dit omdat ze te ziek of te verzwakt zijn om te reizen.

Terwijl minister Van den Tempel van Sociale Zaken alle dwangarbeiders zelf wil ophalen, wil SHAEFF (Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force) de mannen zelf laten terugkeren en ze bij de grenzen ontvangen. Er wordt niet een duidelijke keuze gemaakt. Door een tekort aan vervoersmiddelen en een slechte regie, zijn de Nederlandse dwangarbeiders vaak later thuis dan de dwangarbeiders uit andere landen.

Veel dwangarbeiders proberen op eigen kracht naar huis te komen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De infrastructuur van Duitsland is grotendeels verwoest. Spoorwegen zijn kapot, wegen hebben grote gaten of zijn deels geblokkeerd, bruggen zijn gedeeltelijk verdwenen in de rivier. De reis naar Nederland is dus langer dan normaal en gaat ook langzamer. Dat betekent dat ze soms kunnen meerijden, maar vaak ook hele stukken moeten lopen.

Degenen die met een geallieerd transport meegaan, hebben het wat makkelijker omdat ze zelf niets hoeven te regelen, maar ook zo’n transport duurt lang. Onderweg moet gewacht worden op het uit de weg ruimen van obstakels of er moet van vervoermiddel worden gewisseld. Al met al een lange reis door het kapotgeschoten Duitsland.

Als de bevrijding een feit is en de dwangarbeiders vrij zijn, is het voor de Nederlanders nog een hele klus om de geallieerden te bewijzen dat ze geen Duitser zijn en dat ze gedwongen in Duitsland beland zijn. Vooral Russen kunnen dit verschil moeilijk maken. Sommige dwangarbeiders worden daarom naar een werkkamp in de Sovjet-Unie gestuurd. Waar ze pas na vele jaren van onderhandelingen uitkomen.

Mensen op het station in Rheine na de bevrijding in 1945. Fotograaf onbekend, coll. Anefo Nationaal Archief Beeldnr. NL-HaNA_2.24.01.03_0_900-5065

Nederlandse grens

Als de mannen eindelijk bij de grens staan, mogen ze niet meteen Nederland in. Eerst krijgen ze een uitgebreide douche en een medische keuring. Een arts bekijkt of iemand een besmettelijke (geslachts)ziekte heeft. Bij iedereen wordt onder de linker oksel gekeken of hier een tatoeage zit. Waffen SS-soldaten hebben hun bloedgroep onder de oksel getatoeëerd. Mocht er een bloedtransfusie nodig zijn, dan wist men meteen de juiste bloedgroep.

Na de keuring wordt er flink met DDT gespoten. (DDT is een ontsmettingsmiddel dat tegenwoordig niet meer gebruikt mag worden.) Sommige mannen zijn al een keer met DDT bespoten bij de geallieerden, maar daar wordt niet naar gevraagd.

Daarna volgt een gesprek waarbij wordt vastgesteld wat de politieke betrouwbaarheid is van de desbetreffende persoon. Onder meer wordt gevraagd waar iemand vandaan komt en hoe hij daar terecht is gekomen. Wat voor werk hij heeft gedaan en met wie hij samen was. Door sommigen wordt het gesprek als heel onprettig ervaren, anderen vinden het logisch dat zo’n gesprek plaats vindt. De sfeer van een gesprek is zeer afhankelijk van de ondervrager.

Op de repatriëringskaart wordt een O van onvrijwillig of een V van vrijwillig gezet. Een V betekent dat je vrijwillig naar Duitsland bent gegaan, met andere woorden dat je Nazistische sympathieën hebt. Een V werkt nadelig bij bijvoorbeeld het verkrijgen van een baan. Helaas krijgen sommige mannen onterecht een V op hun kaart.

Veel mannen hebben Rijksmarken op zak, verdiend met hun dwangarbeid. Ze mogen (omgerekend) 50 gulden houden, maar de rest moeten ze inleveren. Ze krijgen een kwitantie waarmee ze later hun geld kunnen ophalen.

Kwitantie voor de Reichs Marken die Jan Willem van Otterloo moest inleveren bij de  Nederlandse grens. Coll. Familie van Otterloo

Ook na de keuring en het gesprek mogen de mannen Nederland nog niet in. Gemiddeld moeten ze nog een paar weken wachten totdat ze de grens over mogen. De mensen in de grote steden in het westen zijn nog zwak door de Hongerwinter en moeten aansterken voordat ze in aanraking kunnen komen met mensen uit een ander gebied. Zo kunnen de mannen uit Noord of Oost Nederland wel al in mei de grens over. De mannen die naar het westen willen afreizen, moeten wachten tot juni. Gelukkig kunnen de mannen die wachten wel uitgebreid met hun familie corresponderen, want de post werkt goed. Ook in de rest van het jaar 1945 komen er nog mannen terug naar Nederland.

De liefde

De mannen hebben veel nagedacht over thuis. Zal hun vriendin of verloofde op ze hebben gewacht? Hebben al mijn familieleden en vrienden de oorlog overleefd? Sommige mannen wisten al dat er een familielid was overleden of dat hun huis er niet meer stond en vroegen zich af welke invloed dat op hen zou hebben.

Sommige mannen zijn in Duitsland verliefd geworden en zelfs getrouwd. Zij willen hun vrouw mee naar Nederland nemen. In principe is dat geen probleem, behalve als het een Duitse vrouw is. Huwelijken met Duitse vrouwen worden niet erkend.

Repatrianten staan in een rij om zich te laten registreren in Rheine zomer 1945. Fotograaf onbekend, coll. Anefo Nationaal Archief beeldnr. NL-HaNA_2.24.01.03_0_900-5076

Trauma

Maar de mannen die zijn weggegaan zijn niet dezelfde mannen als degenen die zijn teruggekomen. Veel mannen hebben een trauma opgelopen door de aanhoudende bombardementen of vliegtuigbeschietingen. Anderen kunnen de treiterijen van de Duitsers niet vergeten of de ontberingen die ze hebben meegemaakt. Kinderen krijgen een andere vader terug dan die is weggevoerd; stiller of juist één met woedeaanvallen. Vrouwen krijgen een man terug die ze niet goed begrijpen omdat hij niet kan vertellen wat hij heeft meegemaakt.

Mannen die er psychisch wel goed doorheen zijn gekomen, kunnen last hebben van fysieke aandoeningen zoals een kapotte rug of knieën. Mannen die niet meer kunnen werken, door fysieke schade opgelopen tijdens de Arbeitseinsatz, krijgen een uitkering.

Doden

Helaas zijn ook veel mannen niet teruggekomen. Ze zijn gestorven door bombardementen of beschietingen van de geallieerden. Maar ook door ziekte en ontbering in een strafkamp met een minder vriendelijk regime of een strafkamp. Een enkeling is gefusilleerd.  Hoeveel mannen uiteindelijk de Arbeitseinsatz niet hebben overleefd, is niet duidelijk. Het Centraal Bureau voor Statistiek schat in 1948 dat tot en met mei 1945 het aantal omgekomen dwangarbeiders 27.000 is plus nog eens 7.500 vermisten. Dit aantal omvat niet het aantal mannen dat na mei is overleden als gevolg aan een ziekte of ongeval opgedaan in Duitsland. Het cijfer betreft niet alleen de mannen die tijdens de razzia van 10 en 11 november zijn weggehaald maar alle mannen die gedwongen in Duitsland zijn tewerkgesteld. Dus vanaf zomer 1940 tot aan de laatste razzia’s uitgevoerd in 1945.

Na de oorlog heeft Schiedam alle doden geteld die in de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen zijn gevallen. Dat zijn in totaal 521 doden. Van de mannen die te werk zijn gesteld zijn er 162 gesneuveld. Dat is een heel groot deel, één op de drie omgekomen Schiedammers was dus een dwangarbeider.

De repatriëring per trein van Nederlandse tewerkgestelden in Fallersleben, Wolfsburg rond 18 mei 1945. De duur van deze reis is 3 dagen. Coll. NIOD, Beeldnr. 223790      

Dwangarbeiders keren terug naar huis in april 1945, auteursrechten onbekend, coll. NIOD, beeldnr. 2761