Duitse propagandafoto met een Nederlandse arbeider ergens in Duitsland tewerkgesteld. auteursrechten onbekend, coll. NIOD, beeldnr.83384

Verblijf

729

De dwangarbeiders zijn op meer dan 729 plaatsen terechtgekomen. Het is onmogelijk dat het op al deze plekken hetzelfde was. De verschillen tussen de locaties kunnen dan ook groot zijn. Bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting, werk, eten, slapen, sanitair, bewegingsvrijheid, straffen, kampleiding of collega-dwangarbeiders.

Huisvesting

Als de mannen uit het schip of uit de trein komen, moeten ze naar hun nieuwe onderkomen lopen. De meeste mannen komen terecht in een fabriek of op belangrijke infrastructurele plekken, zoals een verdedigingslinie spoorwegemplacement of vliegveld. Op die plek staan dan de barakken waar geslapen wordt. Deze vorm van huisvesting kent verschillende niveaus van “comfort”.  Bijvoorbeeld stapelbedden of een bed met strozak of, met z’n tweeën in een 1-persoonsbed of matras op de grond. Soms is zelfs dat er niet en is het slapen op het stro op de grond. Vervelend is het dat stro muizen, ratten en luizen aantrekt. Zo liggen ze letterlijk tussen het ongedierte.

Jan Landsbergen heeft een heel ander onderkomen. Hij slaapt samen met 120 andere mannen in de danszaal van Gastwirtschaft Kühne, in Sarstedt (onder Hannover). Ook scholen of leegstaande gebouwen worden vaak gebruikt.

Bij wie je in een barak zit, is ook belangrijk. Is iedereen geneigd er het beste van te maken en elkaar te helpen, dan worden er 's avonds verhalen verteld en gezongen. Is het ieder voor zich, dan wordt er geruzied en van elkaar gestolen.

Dwangarbeiders bij hun barakken bij Stahlwerke Braunschweig Watenstedt waar munitie werd gemaakt. auteursrechten onbekend, coll. NIOD, beeldnr. 21893

Kachel

Ook de verwarming is niet overal even goed geregeld. Jan Middendorp heeft het goed getroffen met zijn onderkomen. Hij vertelt over zijn barak, die bestaat uit een lange gang met aan weerszijden kamers met britsen en een “dikke Bertha” in het midden. Een “dikke Bertha” is een grote kachel die bekleed is met tegels. Dat is handig, omdat je op deze kachel ook eten warm kunt maken. Jan heeft dus geluk, zo’n mooie kachel is er vaak niet. Soms zijn de houtkachels ontoereikend om de ruimte te verwarmen. Andere barakken tochten zo ontzettend dat stoken bijna ondoenlijk is.

Sanitaire voorzieningen

Zoals bij huisvesting al is gebleken, zijn de voorzieningen karig en in elk kamp net weer even anders. Douches of baden zijn in die tijd nog vrij ongewoon, evenals warm stromend water. De meeste kampen hadden een plek met een aantal kranen waar koud water uit kwam. Soms zijn er alleen kranen buiten. In het geval dat je je wilt wassen, dan moet dat ook buiten.

Soms zijn er eenvoudige wc’s maar vaak is dit gewoon een gat of een geul in de grond. Willem Otterloo schrijft op 29 november: "De W.C.'s konden zoo’n grooten toeloop niet verwerken, zoodat de vuiligheid op de gangen dreef.” Willem Otterloo verhuist naar een ander kamp. “25 Januari kwamen we in Oldenburg aan, waar we in een doorgangslager enkele dagen vertoefd hebben. Hier werden we voor het eerst ontluist. We moesten ons geheel ontkleden, kregen zeep en konden ons heerlijk onder de douch met heet water wassen, terwijl onze kleeren en bagage in een andere afdeling onder hooge temperatuur werden gebracht. We werden kaalgeknipt op alle plaatsen waar haar zat, en daarna voor de keuring en in het arbeidsambt ingeschreven.

Dat kamp was in 2 helften verdeelt, eene helft voor menschen die nog niet zuiver waren, de andere helft voor menschen die wel zuiver waren."

Strozakken worden barak binnengebracht in Kampen
De strozakken worden de barak binnengebracht in Kampen. Coll. Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum in Overloon. Beeldnr. 141556

Werk

De fabrieken waar oorlogstuig wordt gemaakt en ook de infrastructurele knooppunten worden vaak gebombardeerd of beschoten door de geallieerden. Bij een luchtalarm moet je snel een schuilkelder in. Zo'n beschieting kan uren duren. Dat is naast beangstigend ook nog geestdodend, maar altijd beter dan een werkplek waar je de schuilkelder niet in mag. Want ook dat komt voor.

Het werk is meestal zwaar en eentonig. Het sjouwen van zwaar materiaal is vaak onderdeel van de werkzaamheden. Het werk is veelal buiten of half buiten. Buiten moeten bomkraters dicht worden gegooid en schuttersputjes worden gegraven. Dit onder alle winterse weersomstandigheden zoals aanhoudende regen, sneeuw en vrieskou. Daarbij wordt het werk vaak onderbroken door het luchtalarm, waarbij iedereen een veilig heenkomen zoekt.

Werk in een fabriek bestaat uit zwaar repeterend werk. Je boft als je alleen maar hoeft te frezen of lassen in een koude fabriekshal. André Hendrickx moet tankvallen graven in de buurt van Zwolle: "Het regende al tamelijk toen we allen gelukkig zonder gewapende begeleiding ons naar het werk begaven. Ongeveer 2 uur moesten we loopen naar Ittersum een dorpje enkele kilometer voor Wildesheim, ten zuid-oosten van Zwolle. Dit viel om de duivel niet mee, in dit slechte weer met als vooruitzicht den gehele dag met de schop en dan nog eens voor je vijanden. Om kwart voor 9 kwamen we bij 2 boerderijtjes na enige modderige wegen en drassige weilanden te hebben doorkruist. In deze boerderijen nu zaten de heren Duitschers die over het werken gingen. Eenige honderd meters verder zagen we ons arbeidsveld. Een commandant van de O.T. Geisler was zijn naam, nam ons mee naar een schuur en ieder van ons kreeg een nieuwe schop en gingen wij zonder een voorafgaande keuring alle direct graafwerk verrichten. Breede tankvallen moesten er gemaakt worden, plusminus 8 meter breed en 2 en halve meter diep. Bij tussen posen regende het niet, maar de wind was koud. Als we nu maar die schop bewogen en we bukten zoo nu en dan maar een keer, dan was het wel goed, strenge controle en achter je veren zitten was er niet bij. Over sabotage gesproken, was er op dit werk wel wat te leren."

Houtsnede dwangarbeiders 1945
Houtsnede van de dwangarbeiders, 1945, ME de Zaaijer, auteursrechten onbekend, coll. NIOD, beeldnr. 182865

Eten

Het eten is in de meeste kampen ongeveer hetzelfde. 's Ochtends en 's middags brood met boter en worst, dat in een aantal kampen wordt afgewisseld met kaas. Meestal ‘s avonds warm eten bestaande uit aardappelen, groenten en een beetje vlees. Meestal is het driekwart tot een liter. Het eten is van wisselende kwaliteit, in het ene kamp is het beter dan in het andere kamp.

André Henderickx verblijft in kamp Wezep: “De middag brak aan en de warme prak was in aankomst, dit nu werd dagelijks gebracht op 4 grote sleeperswagens en kwam uit Zwolle. Ook het brood met toebehoren kwam uit de zelfde stad maar dit veelal met een grote weermachts auto. Toch werd het nog laat in den namiddag voor wij eten kregen. Het was nog lang niet goed geregeld, rond 4000 man is niet zomaar gevoed.”

Meestal is het eten in de eerste vier maanden smakelijk en ruim voldoende. Naar mate de oorlog vordert, worden kwaliteit en kwantiteit minder. De laatste twee maanden wordt het steeds vaker soep en de smaak gaat achteruit, bovendien daalt de hoeveelheid. Tegen het eind van de oorlog lijden de meeste mannen honger.

Vaak hebben de mannen een ausweis waarmee ze vrij kunnen bewegen in de directe omgeving. In de eerste periode is dat fijn voor vertier. In de laatste paar maanden gaan ze vooral op zoek naar voedsel. Soms moeten hiervoor klusjes worden gedaan bij burgers of op een boerderij en andere mannen hebben het geluk gratis eten te krijgen.


Studenten in een dwangarbeiderskamp in Duitsland in 1943. De maaltijd bestaat uit een emmer koolsoep. Geen auteursrechten, coll. NIOD, beeldnr. 83497

Jan Landsbergen bij Sarstedt, een stadje onder Hannover:

“Rond 5 januari 1945 konden we op een stadsboerderij aan de Eulenstrasse voederbieten van klei ontdoen, in ruil voor eten. We hadden al twee (was)manden vol schoongemaakt, toen de voordeur van de hoeve werd opengesmeten en onze Lagerführer, Herr Wichmann uit Hildesheim, kwam binnenstormen met, zelfs een voor Duitsers, supergrote muil. Zijn allesbehalve “anständige Worte” (allesbehalve fatsoenlijke woorden) kwamen hier op neer dat we 2 “Kratzebettler”  (schurftige bedelaars) waren. Ook de boer kreeg de wind van voren, omdat hij ons hielp aan “voedsel, dat op de eerste plaats aan Duitse burgers toekwam!” We moesten op staande voet met Wichmann mee naar zijn kantoor, schuin tegenover de boerderij, gevestigd in het Ortsgruppenhaus van de NSDAP. In zijn kantoor was een S.S.-er aanwezig. Hier zette Wichmann in toenemende drift zijn razende tirade voort, die resonans vond bij de S.S.-er, uitmondend in schoppen en slaan, hetgeen, ondanks protest van mijn oom, hierin resulteerde dat mijn bril van mijn hoofd werd geslagen, waarbij één glas aan diggels ging en het andere een diagonale barst vertoonde.”

Eten stelen kwam ook veelvuldig voor. Rinus de Boer verblijft samen met zijn vriend Leen Santen in Braunschweig waar een groot spoorwegemplacement is. Hij vertelt: "Honger is iets vreemds waarbij mensen dingen doen waar ze onder normale omstandigheden nooit aan zouden denken. Dit verklaart het risico dat Leen en ik namen, door 's nachts erop uit te gaan, om piepende deuren van de wagons te openen en onze tassen te vullen met eetwaren. We zagen wel mensen die 's nachts door de Duitsers waren neergeschoten en als waarschuwing dienden en op het spoor waren achtergelaten. Leen en ik hadden gewoon geluk, denk ik."

Gerepatrieerden in mei 1945 bij het St. Lucas Gesticht in Venlo. Fotograaf onbekend, Beeldnr. 4376, coll. NIOD