Te voet
3a André Henderickx
3a.1 André Henderickx
Vanaf de Koemarkt loopt André Henderickx met de andere mannen onder bewaking over de Rotterdamsedijk naar de Keilehaven. Het regent flink als André en circa 800 andere mannen, op de haven arriveren. Daar worden ze geteld en wordt hun persoonsbewijs ingezien. De onzekerheid van de reis geeft een nerveuze stemming.
Grote rijnaken liggen te wachten op hun vreemde lading. Enkele aken zijn al vol. Het inschepen duurt lang, hier en daar nog 30 of 40 man erbij. Pas om 16:00 is het schip van André volgeladen. Volgens André zijn er circa 850 man aan boord onder sterke bewaking van gewapende Duitsers. Elk compartiment telt zo’n150 mensen. Op de bodem van het schip ligt kolengruis van de vorige lading. De mannen zijn drijfnat van de regen. Onder deze omstandigheden is van zitten of liggen dus geen sprake.
Om 16.30 vertrekt het schip. Het schip vaart niet zelf, maar wordt gesleept door een sleepboot. Een luik stond nog open voor verse lucht. Hierbij een laddertje voor als iemand zijn behoefte wil doen, want dat moet buiten, maar de eerste uren mag dit nog niet. Rotterdam moest gepasseerd zijn. Het wordt al donker.
3a.2 Man overboord
Toen begon de kou erger te worden, want het werd middernacht.
”De atmosfeer onder in het schip was verstikkend. Het uitdampen van al die natte kleren en daar nog bij een dikke rook van pijp of sigaret was onhoudbaar. Misschien zouden we spoedig arriveren dachten we allen, maar helaas. Het werd drie uur, vier uur en steeds maar varen. Plotseling werden we opgeschrikt door een angstig geroep van help, help. Een man overboord gevallen. Snel werd de houten ladder omhooggetrokken door een paar van onze mensen die toevallig boven waren om te plassen. En na een paar spannende seconden hoorden we gelukkig, die hebben we gered. Een doornatte man werd naar beneden geholpen...
Na een doosje lucifers te hebben verschrapt stond hij geheel naakt en paars van de kou in ons midden. God wat een toestand was dit. Met vier wollendekens werd hij weer wat op temperatuur gebracht. Na veel gepraat mocht zijn kleren worden gedroogd op de stoomketel van de sleepboot.”
3a.3 Uitrusten
Om 00.00 uur is Amsterdam in zicht. Rond 02.00 uur legt het schip aan bij de loodsen van KNSM aan het IJ. We pakken onze bagage en klimmen via ladder naar boven. Achter ons komen nog twee lichters met mensen, die ook loodsen binnengingen.
Al snel staan er duizenden mensen (lees mannen) aan de kade en worden we in rijen van 5 geteld. Tellen schijnen de Duitsers aangenaam te vinden, ze doen het vaak. We gaan naar een grote loods van wel 120 meter lang. Er liggen al honderden mannen op de vloer op het stro uit te rusten. Piet Schoots, Jan Crama en André Henderickx zijn ook al snel met stro aan het sjouwen voor een ligplek. Zo kunnen wij ons even lekker uitstrekken want we hebben veel slaap. Maar er ontstaat rumoer: er komt eten! Er vormt zich een chaotische rij voor een grote deur. Het bord van Hendrickx is gebroken tijdens de reis, maar hij krijgt zowaar een nieuw bord. Ieder krijgt een flinke portie en het smaakt ook goed.
De tweeduizend mannen denken nu rustig te gaan slapen. Maar rond 05.00 uur is er weer commotie: nu wordt er brood en kaas uitgedeeld.
3a.4 Het IJsselmeer
Om half 6 is het “gepäck in ordenüng machen” en opstellen in rijen van 5. De ploeg van Henderickx bestaat uit 80 man. De andere ploegen uit 900 man, de meesten stappen weer in dezelfde Rijnaak als waarmee ze zijn gearriveerd.
Er liggen ook een stuk of acht Duitse marinevaartuigen met afweergeschut. Dit zijn de schepen voor de kleine ploegen. Op iedere boot precies 80 man, dus alles is piekfijn uitgestippeld. Spoedig ontdekken we dat we niet beneden konden zitten. Onze plaats is dus op het dek, zonder banken of stoelen. Het is al aardig donker als de eerste marineschepen vertrekken. We tellen 7 aken en 8 escortevaartuigen en nog een groot plat schip met zware kanonnen aan boord. Nu moeten we eerst door de grote Oranjesluizen om in het IJsselmeer te komen. Er staat een gure noordwestenwind en donkere dreigende wolken hangen boven het IJ. De eerste regendruppels spatten op het dek. Ons konvooi ligt nu in de sluis en omdat we stilliggen om te schutten horen we het zwaar geluid van Engelse vliegtuigen boven onze hoofden, een onheilspellend geluid. De eerste schietgebedjes vliegen uit mijn mond en een ware angst kroop om mijn hart.
Het werd aardedonker. Een flinke golfslag beukte onze boot en we moesten ons stevig vasthouden. Angstig en spookachtig was het voortdurende seinen der marineschepen met grote zoeklichten, en dat was ook gevaarlijk voor vliegtuigen die ons daardoor goed konden zien.
Het was een vreselijke nacht. De regen hield maar niet op en de wind was snijdend. Is het IJsselmeer nu zo breed of varen we zo langzaam? Eindelijk is er land in zicht, maar het duurt nog uren voordat er aangemeerd wordt. Aan wal komen er mensen met eten. De Duitsers willen dit echter niet en de burgers worden weggestuurd.
3a.5 Wezep
De grote lange rij mannen zet zich in beweging en de regen begint te minderen. Ze lopen maar wat zijn ze stijf en doornat van die nachtelijke overtocht. Ze lopen naar het grote doorgangskamp Wezep. Dit kamp is in 1940 gebouwd en geschikt voor 30.000 man. Het bestaat uit grote stenen gebouwen, naast barakken is er een bioscoop, zijn er vier kerken en het Rode Kruis.
In ieder gebouw kunnen 500 man gehuisvest worden. Een kamer telt 32 man. Op elke kamer staat een grote kachel, waar je iets op kan verwarmen. Dat is ook handig voor het drogen van kleding. Er staan twee britsen, zodat de rest van de mannen op stro op de grond moet slapen. Het avondeten met vlees smaakt lekker en is ongeveer een liter. Voor het ontbijt krijgt ieder een half brood, een klein pakje boter en 50 gram worst.
Er wordt een kameroudste aangewezen, die moet communiceren met de Duitsers. Deze kameroudste heeft toevallig familie in Zwolle. Voortaan rijden er twee meisjes mee met het warme eten van vier uur. Deze meisjes zorgen voor extra eten (roggebroden en appels) voor het versturen van brieven. En ook voor tabak, maar die moet natuurlijk betaald worden.
Na al die tijd kunnen ze zich eindelijk goed wassen. Met achttien man gaan ze tegelijk onder een ijskoude douche. Geen pretje maar hopelijk goed voor de gezondheid. Na de douche komt André zijn zwager Antoon tegen. Hij is blij hem te zien, maar denkt meteen aan Antoons vrouw en kinderen. Hij spoort hem aan niet te vluchten. Want ieder die ontvlucht, wordt doodgeschoten.
3a.6 Weg uit het kamp
Elke dag is het 's ochtends appèl en worden de mannen geteld. Dit is om te zien hoeveel mannen ontvlucht waren. Vandaag op 17 november gaan veel mannen van de brandweer en politie, die boven de 30 jaar zijn, naar huis. Er heerst afgunst en men is zich ervan bewust dat juist die mannen veel regelden in het kamp.
Een nieuwe groep slachtoffers, wel 3500 Rotterdamse mannen, komt het kamp binnen. Door de stortregen hebben ze 25 kilometer vanaf Kampen afgelegd.
Op dezelfde dag moeten 150 man het kamp verlaten. Dan komt het nieuws dat leraren kunnen vertrekken. Toevallig heeft André zijn gemeentecontract van leraar aan de vakcursus bij zich. Snel pakt hij zijn bagage. Een Duitse officier steekt een toespraak af, waarin hij vertelt dat leraren het goede voorbeeld moeten geven op Nationale Socialistische wijze. Dan moet ieder zijn persoonsbewijs afgeven en lopen ze naar Zwolle. Ineens rijdt er een wagen met Politie Schiedam langs. Uit de wagen stappen Schotvanger en Uitdewilgen. Ze hebben brieven uit Schiedam bij zich. Maar geen brief voor André. Ze lopen verder. In Zwolle stoppen de mannen bij een gloednieuw Gymnasium. Daar worden ze geteld: 27 leraren en 73 anderen krijgen het Gymnasium als nieuwe verblijf.
André en de andere leraren worden gehuisvest in de Tekenzaal. Het is een heel mooi en ruim onderkomen. Zes grote lampen, 8 centrale verwarmingskachels, genoeg lades voor spullen, een enorme grote ovalen tafel en stro om op te liggen. Eten krijgen ze genoeg en het smaakt ook nog lekker. Daarbij twee dames melden zich om voor de mannen kleine dingen te regelen.
Om 07.00 uur moeten de mannen zich melden om door de regen naar het werk te lopen. Om 09.00 uur zijn ze ter plaatse en krijgen ieder een schop. Tankvallen maken is het doel. De eerste dag blijft het regenen en wordt er nauwelijks gewerkt. Helaas zijn ze wel doornat als ze thuiskomen.
André kan zijn linkerarm slecht gebruiken. De arts geeft op middelzwaar werk. André is het hier niet mee eens. André had slechte schoenen net als veel anderen. Bij gebrek aan andere schoenen, moeten die eindeloos gerepareerd worden.
3a.7 17 november
's Ochtends om 07.00 uur appèl. Officieel voor het aantal porties eten, maar eigenlijk om te zien hoeveel mannen ontsnapt zijn. Vandaag 17 november gaan enkele personeelsleden van politie en brandweer weer naar huis.
Ineens komt er een grote stoet mannen binnenlopen. Allemaal doornat en hongerig. Het zijn er naar schatting 3500 en ze komen uit Rotterdam. Nu komen ze uit Kampen, dat 25 km verderop ligt. De meeste mannen lopen kreupel, door de blaren die inmiddels op hun voeten zitten.
3a.8 18 november
Ineens vertellen S.A. mannen dat alle leraren naar huis toe mogen. André weet niet wat hij hoort. Snel pakt hij zijn spullen bij elkaar. Hier stopt schriftje van Henderickx.
Per schip
3b.1 Lambertus Schuitman
Ook Lambertus Schuitman merkt dat vanaf 07.30 uur de straat en omgeving is afgezet. “”…dat het op straat begeven reeds de nodige risico’s meebracht. Het was derhalve niet mogelijk buiten de woonplaats een onderkomen te zoeken” noot Lambertus Schuitman.
Om 14.00 uur is de Edisonstraat voor vordering aan de beurt. Via de vrouw van een collega die ook in de Edisonstraat woont, komt hij te weten dat zijn collega niet mee hoeft. Schuitman is ervan dat ook hij in Schiedam kan blijven. De soldaat die de woning van Schuitman binnen dringt, weet niets van vrijstellingen en neemt Schuitman mee. Schuitman denkt aan een vergissing, want ook de naast hem wonende collega hoeft niet mee. Daar hij niet op deze wending had gerekend, had hij niet de noodzakelijk spullen mee voor een verblijf buitenshuis.
3b.2 Rijnaken
Schuitman gaat samen met de andere mannen te voet naar de IJsselhaven. Onderweg ziet hij meer politiemannen in uniform. Schuitman gaat bij verschillende hoge Duitse officieren langs om voor zijn vrijlating te pleiten. Hoewel de officieren er verschillende voorschriften bij halen, blijft de uitkomst hetzelfde. In de IJsselhaven verblijft hij tot zeven uur. Dan worden er steeds mannen afgeteld en afgevoerd. Schuitman staat bij zijn buurtgenoten maar door de aftelling wordt hij van hen gescheiden. Hoewel dit vervelend is, blijkt het later in zijn voordeel te zijn. Buiten schuifelen ze voetje voor voetje naar de Merwehaven. In de Merwehaven schepen ze in op de klaarliggende rijnaken.
Schuitman behoort echter tot een overgebleven groepje van 60 man. Voor hen is een tjalkje gevonden. De Tjalk wordt aan een lichter gehangen die verbonden is met een sleepboot. Drie Duitse soldaten vormen de bewaking. Om geen doelwit te zijn voor geallieerde vliegtuigen, wordt er ’s nachts gevaren. Gevaren wordt er over de Lek richting Vreeswijk-Vianen.
3b.3 Andere koers
De werkelijke vaarroute is echter anders. De kapitein, speculerend op de onkunde van de Duitsers en in de bescherming van de duisternis, trachtte zo via Gorinchem in bevrijd gebied te komen. s’ Morgens blijkt dat het konvooi via het Merwedekanaal is gevaren en de schepen worden in Meerkerk afgemeerd. De mannen ondervinden hier geen hinder van. “De bevolking van Meerkerk heeft alles in het werk gesteld om de gevorderde personen van het nodige te voorzien. Brood met kaas, worst en spek, een ongekende weelde in die dagen, werd aan allen uitgedeeld. Bussen warme melk en koffie werden eveneens aan boord gebrachte en de plaatselijke predikant voorzag allen van een briefkaart, waarmee een berichtje naar huis gezonden kon worden. Er werd zelfs zoveel foerage uitgedeeld, dat dagen daarna nog een restant van een en ander in ons bezit was.“[*] De Duitsers laten alles toe. De mannen mogen zelfs -onder bewaking- even de wal op.
3b.4 Aanslag
Zodra het donker wordt, verlaat het konvooi Meerkerk. Het wordt meteen duidelijk dat de vrijheidlievende kapitein niet meer aan het stuurwiel staat; iedere paal of obstakel wordt geraakt. Bruggen die te langzaam werden opengedraaid, werden open gevaren. Door al dat botsen kon er in het ruim niet geslapen worden.
Via de Lek ging de route naar Vreeswijk-Vianen en vervolgens de Vaartse Rijn op. Bij Jutphaas om 23.00 uur is het inmiddels pikkedonker en daar gaat het fout. Er is een harde knal gevolgd door een hevige schok, waarbij alles tegen elkaar wordt geworpen. De tjalk is er goed vanaf gekomen. De lichter is echter al half gezonken. De tjalk wordt ijlings tussen de lichter en de wal gelegd, zodat de mannen via de tjalk de wal op kunnen. De Duitsers staan echter ook aan wal, zodat ontsnappen moeilijk is.
De paniek en consternatie is groot. In de wand van de lichter is een groot gat geslagen met een diameter van een meter. Het water stroomt hard naar binnen. Via de luiken naar buiten klimmen is moeilijk omdat die luiken zo hoog zitten ofwel het ruim zo diep is. Pas met een ladder erbij lukt het. De mannen helpen elkaar zoveel mogelijk. Velen staan nat of half nat in de novembernacht op de wal.
Sommige mannen hebben zich voor de nacht half ontkleed of hun schoenen uitgedaan. De bagage moet als verloren worden beschouwd. De man die tegen de wand lag waar het gat in het schip is geslagen, moet op slag dood zijn geweest, omdat zijn schedel werd verbrijzeld.
Na de bevrijding wordt bekend dat het verzet een kleefmijn aan het schip heeft vastgemaakt om de Duitsers te dwarsbomen en het vorderen van mannen te vertragen.
3b.5 Klooster Jutphaas
Het grootste gedeelte van de opvarenden van de lichter brengt men naar een klooster in Jutphaas. Zo’n twintig man worden aan de tjalk toegevoegd. Hierdoor is er voor iedereen minder ruimte.
Op zondagmorgen komen de schepen in Maarssen aan. De tjalk wordt aangemeerd en iedereen moet eruit. De mannen moet ongeveer 1 kilometer lopen naar de lege hal van een zeepfabriek. Een aantal jongens was half gekleed of liep op blote voeten omdat zij kleding en schoenen kwijt geraakt waren in de lichter. De omwonenden brengen de mannen ook hier brood, broodbeleg en koffie. Maar ook warm middageten, erwtensoep en tabak. Voor de Duitse bewaking is ook dit geen probleem.
L. Schuitman schrijft: “De Duitse soldaten gedroegen zich menselijk en blijkens hun uitlatingen waren zij overtuigd van een spoedig einde van de oorlog in het nadeel van de Duitsers.” (L. Schuitman blz. 3)
Op zondag 12 november 1944 stappen de mannen omstreeks 20.00 uur weer aan boord en wordt de reis voortgezet. Om 8 uur komen de 2 schepen aan in Amsterdam. De mannen ontschepen en lopen naar een loods aan de Sumatrakade. Voor het eerst krijgen de mannen eten van de Duitsers. Dit bestaat uit brood, kaas en middageten.
De Duitsers maken een nieuwe indeling. Schuitman komt met circa 1400 anderen in een grote lichter terecht. Deze lichter heeft 12 ruimen en elk ruim bevat 120 man.
[*] Rapport, Lambertus Schuitman, 3 juni 1949, blz. 2
Per trein
Jan Middendorp
3c.1 Jan Middendorp (2-5-1926)
Middendorp stapt op vrijdag 10 november 1944 's ochtends rond 7 uur het huis uit om te gaan werken. Hij wordt meteen door een Duitse soldaat gegrepen en naar het pleintje gebracht. Als er genoeg mannen zijn, gaan ze naar de Koemarkt. Vanaf de Koemarkt lopen ze met een paar honderd man over de Rotterdamsedijk naar de Rotterdamse haven. In een grote loods controleren de Duitsers de persoonsbewijzen om zo eventuele verzetsstrijders op te sporen. Daarna worden de mannen geteld. Het tellen duurt eindeloos. Dan vertrekken de mannen in het donker door de regen richting Delft. Door de hevige regen is het lopen zwaar. In Delft verblijven ze in een school waar ze rodekoolstamppot krijgen en op strozakken slapen.
3c.2 Naar Duitsland
Het slapen duurt kort. Iedereen krijgt een brood en gezamenlijk lopen ze naar het station. Daar worden ze met zeventig man in een wagon geduwd. Dat is zo krap dat iedereen moet staan. Middendorp schat dat er duizenden mannen in de trein zitten. Als de trein stopt, gooien de Duitsers handgranaten langs de trein zodat niemand kan vluchten. Ze stoppen in Amsterdam. Daar is niemand en ze mogen de trein uit om hun behoefte te doen. Dan gaat de trein naar Amersfoort, waar ze water en brood van de bevolking krijgen.
Tegen de verwachting in rijdt de trein dan naar Duitsland. Middendorp raakt het besef van tijd kwijt. Stopt de trein op een station, dan krijgen de mannen soep of water. Soms lijkt het of er wagons worden afgekoppeld. 's Nachts beschieten de geallieerde vliegtuigen soms de trein.
In Dachau worden ze de wagons uitgejaagd met zweepslagen. In het barakkenkamp slapen ze in stapelbedden. Het sanitair is rudimentair. Er zijn enkele kranen en de wc is een geul in de grond. s’ Nachts worden veel mannen wakker van jeuk door de wandluizen.
Het verblijf
3c.3 Bombardement
Na een aantal dagen gaan de Schiedammers per trein naar het zwaargehavende München.
Als de mannen arriveren start een bombardement op het station.
“Nergens in de omgeving een schuilplaats te bekennen, dus in het wilde weg rennen in de richting waar een houten barak stond. Voor dat wij die bereikten, werden wij geconfronteerd met een enorme gegraven kuil. De diepte was meer dan manshoog. Wie daarop lette was een kniesoor. De angst dwong ons niet te denken maar direct te handelen. Gesprongen dus maar. Inmiddels nam het angstaanjagende gefluit van de bommen toe. Wij drukten ons tegen de grond om zo klein mogelijk te zijn. Plotseling een enorm harde klap. De eerste gedachte was getroffen te zijn. Dit bleek echter niet het geval. Een bom was op de houten barak gevallen welke volkomen uiteenspatte. Brokken puin, hout, balken enz. vlogen in het rond.”[*] In deze barak verbleven Russen die door de voltreffer zijn omgekomen.
3c.4 Barakkenkamp
De Schiedammers lopen door München naar een barakkenkamp in de Schleisheimerstrasse. De barak bestaat uit een lange gang met aan weerszijden kamers met kribben (britsen) en een “dikke Bertha” in het midden. Een “dikke Bertha” is een grote kachel bekleed met tegels, waarop je eten kan warm maken.
In het kamp krijgt ieder een bonnenboekje ter waarde van 25 Deutsche Marken om eten te kopen. Het warme middageten is een bon, koffie met brood en boter is ook een bon. Het is druk in het kamp, er verblijven ook andere buitenlanders. Voor alles moet je in de rij staan terwijl er onvoldoende eten is.
Middendorp en zijn collega’s werken bij BMW. De fabriek draait volcontinu. Als je straf krijgt, dan krijg je nachtdienst. Het is erg koud in de fabriek vooral ’s nachts, omdat bijna alle ramen kapot zijn. Grote vaten met vuur dienen warmte te geven. Middendorp staat aan een freesbank moertjes af te frezen. Geestdodend werk. Aan het eind van zijn dienst haalt hij een stempel. De stempels laat hij zien als hij een bonkaart afhaalt.
3c.5 Bonkaarten
Werk maar ook slapen wordt vaak verstoord door het luchtalarm dat afgaat voor een naderend bombardement of beschieting door de geallieerden. Als een haas moet iedereen dan - soms urenlang - de schuilkelder in.
Ook worden er luchtmijnen gedropt. Een luchtmijn veroorzaakt een luchtdruk waardoor ramen en deuren worden weggeblazen. Bij dodelijke slachtoffers van de luchtmijn is uiterlijk niets te zien, behalve een straaltje bloed uit neus en oren.
Om niet het zware werk te hoeven doen en wat geld te verdienen, gaat Middendorp met kameraden naar het station om koffers te sjouwen. Met het verdiende geld kan hij in een café aardappelpuree of aardappelplakken kopen. Deze worden op de kachel verwarmd. Het houten meubilair verdwijnt langzaam in de kachel. Niet werken in de fabriek betekent geen bonkaart, dus geen eten. Na enige tijd is er een stempel uit het kantoortje georganiseerd, waarmee ze de werkkaarten stempelen. Door de grote schaal waarop wordt gespijbeld, wordt er niet gezocht naar spijbelaars.
3c.6 Nieuw werk: Vliegveld Landsberg
Op een bepaald moment worden er vrijwilligers voor werk elders gevraagd. Daar de pakkans als spijbelaar steeds groter wordt en de Duitsers hebben verzekerd dat het om goed werk gaat, besluit Middendorp de kans te wagen.
Met 25 tot 30 mannen stapt hij onder militaire begeleiding op de trein. Eindbestemming is vliegveld Landsberg am Lech, maar na aankomst moeten de mannen nog ver lopen. Hun nieuwe werkplek en thuis is een vliegveld. Een groot gebouw met dikke muren en strozakken is hun nieuwe thuis. Het werk bestaat uit bomkraters dichtgooien, maar soms moeten er ook spijkers recht geslagen worden.
3c.7 Eten stelen
Op het terrein staat ook een kippenboerderij met honderden kippen. De kippen krijgen goed te eten, dit trekt de aandacht van de mannen. De kippen eten een soort pulp, maar dat is goed opgeborgen. Ook eten ze aardappelen overgoten met melk. De aardappelen moeten dus gepikt worden voordat de melk erover gaat. De eieren zijn ook niet veilig voor Middendorp en collega's.
“Met veel moeite wurmde ik mij door het raampje naar binnen. De kippen werden uiteraard onrustig. Nu moest ik naar de nestbakken en de nodige kippen van het nest verjagen. Het was een hels gekakel. Dat er niemand op afkwam bleef een raadsel.”[**]
De aardappelen en eieren koken ze boven een vuurtje ergens in het veld buiten het zicht van de Duitsers.
Af en toe mogen ze de Duitsers helpen met brood wegbrengen vanuit de kelder. Dat was een geliefd klusje. De Duitsers zitten voorop en de arbeiders achterop bij het brood. De truc is om een brood weg te gooien en te onthouden waar het brood terechtkomt. Op de terugweg kan dit brood dan opgehaald worden.
3c.8 Weer eten stelen
Ze eten in de kantine, een grote vooruitgang met hun vorig adres. ‘s Nachts wordt het brood in de kantine achter een hekwerk bewaard.
Middendorp verzint met Frans een plan om het brood uit de kantine te stelen. Tijdens het avondeten laat hij het raam van de kantine op een kier staan. Later gaan ze terug naar het raam en Frans doet zijn schoenen uit en klimt op Middendorp naar binnen, pakt brood en geeft het door. Maar er komen mensen op het lawaai af. Frans gaat snel achter het gordijn staan. Middendorp neemt zijn schoenen mee en verbergt die. Als het licht in de kantine aangaat, worden Frans’ voeten opgemerkt. Ook Middendorp wordt opgepakt. Voor hem begint dan de ellende. Hij heeft ooit een mes met een beschadigd lemmet gevonden, maar op het mes staat een hakenkruis. Volgens de commandant is dit diefstal van Rijkseigendommen, Middendorp moet de cel in. Overdag moet hij in de rotsachtige binnentuin werken onder leiding van twee vrouwen. Dit lukt echter niet omdat hij geen pikhouweel heeft. Als er bommen vallen, dan moet hij het terrein op. De vrouwen zijn fanatiek nazi. Hij krijgt zeer slecht te eten, maar gelukkig brengt een vrouw uit de kantine hem eten, wat getolereerd wordt. Na enkele dagen worden de twee vrienden naar de hoogste Duitser in functie gebracht.
Deze houdt een onmiskenbare donderpreek. Daarna volgt de onverwachte vraag “hoeveel straf zouden jullie mij geven als ik hetzelfde had gedaan?” Frans en Middendorp zijn stomverbaasd. De commandant van Landsberg haalt echter voorzichtig een gespreide hand langs zijn neus. Frans vertaalt dat met 5 dagen cel. Het wordt inderdaad vijf dagen cel.
3c.9 Vlucht naar Zwitserland
De gedachte komt op om naar Zwitserland te vluchten. Ze stippelen de route op een simpel kaartje uit. De schatting is 130 tot 140 kilometer. Om dit te doen hebben ze eten en geld voor een week nodig. Ze organiseren wat aardappelen van de kippen en stelen het geld van de Duitsgezinde Hollander, Eenmaal onderweg besluiten ze, in verband met de controles, vooral ’s nachts te gaan lopen. Bij een controle zullen ze zeggen dat er niet meer gewerkt wordt in verband met de vele bombardementen.
Eerst lopen ze richting Kempten. Onderweg vragen ze aan boeren melk. Ze krijgen een lift van een militaire vrachtwagen. Als de wagen stopt, blijkt dat Middendorp zijn deken moet afgeven. Dat is het verlies van een kostbaar bezit. Het nieuwe doel is Lindau aan het Bodenmeer. Bij open plekken in het bos moeten ze soms een half uur wachten voordat ze verder kunnen lopen in verband met de overvliegende vliegtuigen. Toch zijn die dreigende vliegtuigen ook goed nieuws: de geallieerden doen er alles aan om te winnen.
3c.10 Zwitserland bereikt
Op een middag gaat het echter mis, ze worden gecontroleerd en opgepakt en daarna naar de burgemeester gebracht. Deze burgemeester vraagt waarom ze als landlopers langs de weg lopen. Het antwoord is: we hebben geen geld en geen eten meer, want we hebben geen werk meer door de bombardementen. Nou daar kan die burgemeester wel voor zorgen. Hij geeft hen ieder 10DM en een bonkaart. Ze gaan zeer snel naar de winkel, die bijna dicht gaat, om de bonnen te ruilen voor eten. Het brood, de worst en enkele uren rust doen wonderen. Toch besluiten ze om in de duisternis er vandoor te gaan. Zo komen ze bij de Bodenmeer.
Hun vlucht eindigt bij een gebouw met een rood kruis, waar op het voorplein een grote witte vlag met rood kruis ligt. Hier melden ze zich op 28 april 1945. Ze moeten informatie geven over waar ze in Nederland wonen en waar ze dwangarbeid hebben verricht. De vreemdelingenpas komt nu goed van pas, want de Zwitsers hebben kennelijk papieren nodig. Ze krijgen ook de mogelijkheid om een telegram naar huis te sturen via het Rode Kruis. Dit telegram is het eerste teken van leven sinds hun onvrijwillig vertrek op 10 november 1944.
3c.11 Naar huis
Middendorp moet uren wachten maar dan worden ze met een trein en een boot naar Bregenz in Zwitserland gebracht. Voordat ze de boot op mogen, krijgen ze flink wat DDT op lichaam en kleding gespoten om van ongedierte verlost te worden. [***]
Na aankomst brengt men de opvarenden onder in een wielerbaan in Romanshorn. Middendorp verheugt zich enorm op veel en lekker eten. Maar dat is er niet bij. Achteraf gezien is dat een beproefde methode omdat zij anders vreselijk ziek zouden worden van een teveel aan eten. Van Zwitserse mensen krijgt hij nieuwe kleding; zo ziet hij er eindelijk sinds zijn vertrek weer goed uit. Met deze mensen heeft Middendorp na 43 jaar (in 1988) nog contact. 's Avonds worden ze op een snelle trein naar Parijs gezet. In een voorstad van Parijs krijgen ze een voedselpakket. Hier wordt Middendorp behoorlijk ziek van. Van Parijs gaat de reis verder per trein naar Brussel. In Brussel horen ze dat Duitsland zich heeft overgegeven. Helaas kan Middendorp wegens zijn zwakke gezondheid niet mee feesten. Hij reist verder naar een klooster bij Oudenbosch in Noord-Brabant. Daar gaat hij onder de douche en wordt hij ondervraagd. Als ze horen dat M bij een grote razzia is opgepakt, vragen ze niet meer verder. Van hieruit gaan de mannen naar Etten-Leur waar ze 6 weken blijven. In West Nederland heersen een aantal besmettelijke ziektes, om die niet verder te verspreiden mag niemand in of uit West Nederland.
Eindelijk vertrekt hij met de trein naar een schip dat naar Rotterdam gaat. Van Rotterdam rijdt hij met een vrachtauto mee naar Schiedam.
[*] J.M. Middendorp blz. 10
[***] J. M. Middendorp
Te voet
182865 houtsnede
3d.1 J. Scholten
J. Scholten woont in het centrum van Rotterdam maar is in dienst bij de gemeentepolitie van Schiedam. Derhalve behandelen we Scholten als Schiedammer. Ongerust over de razzia op 10 november in de buitenwijken hebben agenten gevraagd wat hun lot is. De agenten hebben te horen gekregen dat agenten van 35 jaar en ouder worden meegenomen maar later weer naar hun woning terugkeren. Hierop vertrouwend laat hij zich zonder problemen meenemen naar een verzamelpunt op de hoek van de straat. Hij wil zijn fiets meenemen, want er is verklaard dat rijwielen niet gevorderd zullen worden. Een Duitse soldaat pikt het rijwiel echter in en verklaart het na een half uur terug te brengen.
Scholten vormt een groepje met collega’s en burgers en spreekt af, zolang mogelijk bij elkaar te blijven.
3d.2 Nenijto-terrein
Vandaar lopen de daar verzamelde mannen naar het Nenijto-terrein. Om 15.00 uur komt zijn vrouw langs met warme thee, ze vertelt dat ze meteen bij commissaris van Vliet is langsgegaan. Als Scholten de commissaris het terrein op ziet gaan, herleeft zijn hoop. Deze hoop verdampt als hij een soldaat de commissaris met geweld het terrein af ziet slaan.
Om half 5 lopen de mannen via de Bergweg, Zwartjanstraat, Boezemsingel, en Oude Dijk naar ’s Gravenweg. Na enkele kilometers is er tijd om te rusten. Helaas is alles natgeregend zodat zitten geen optie is. Van boeren krijgen ze drinkwater. Ze moeten doorlopen naar Gouda. Het blijft regenen en als ze om twaalf uur 's nachts in Gouda aankomen zijn ze doorweekt. De Duitsers brengen de mannen in een kerk onder, waar al een grote groep mannen zich heeft geïnstalleerd. De groep van Scholten moet het dus veelal zonder stro doen en met hun doornatte kleding op de harde tegels slapen.
In verband met de verduisteringsregels mag er geen licht gemaakt worden. Ook zijn kaarsen of vuur gevaarlijk bij al dat stro. Er ‘slapen’ in totaal 2400 mannen in de kerk!
3d.3 Naar Utrecht
Om 05.00 uur 's ochtends wordt iedereen gewekt, om verder naar Utrecht te lopen. De bewoners van Gouda geven de mannen etenswaar en ook scheermesjes, postpapier en zelfs een paar nieuwe schoenen.
Even tegen half 10 vervolgen de mannen hun tocht naar Gouda. Veel mannen hadden pijnlijke voeten, dus van marcheren is geen sprake meer. Mannen die werkelijk niet meer verder kunnen worden op een Wehrmachtauto gezet. Een aantal maal worden waarschuwingsschoten gelost om mannen ervan te weerhouden te vluchten. Er is eenmaal een staande rustpauze van 10 minuten. Ergens wordt aan hen een paar mannenlichamen getoond. Volgens de Duitsers zijn dit een paar kameraden die hadden willen vluchten. Onderweg ziet Scholten het niet meer zitten. Kees neemt zijn bagage over en 2 uur lang draagt hij deze extra bagage. Lotgenoot Arie wordt ook door Kees ondersteund, want hij dreigt ook uit te vallen.
3d.4 Naar Amersfoort
Als ze in de buurt van Utrecht zijn, raakt de colonneleider de weg kwijt. Er volgt een omvang van circa 13 kilometer over modderige landwegen waarbij ze over slootjes moeten springen en tegen een dijk op moeten klimmen. In volslagen duisternis bereiken ze de “Kromhout kazerne”. In de kazerne is al een groep en zo moeten ze de nacht op de planken van een kazernekamer doorbrengen. Ook deze nacht is moeilijk door te komen; natte kleding en geen matras en alle geluiden van de vele opgepakte mannen.
's Morgens vroeg worden ze gewekt en krijgen ze warm eten: gestampte aardappelen met kroten. Helaas was het koud en het smaakt niet vroeg op de ochtend. Daarna verzamelden ze op de binnenplaats waar ze brood en worst kregen.
Om 10.00 uur vertrekken de mannen van de binnenplaats richting Amersfoort. Na twee zware dagen gelopen te hebben, vallen er nog meer mannen onderweg uit. Halverwege de dag, ziet Scholten majoor Wonink op zijn motorfiets naast de troep rijden. Scholten roept hem aan. Als Wonink hoort dat Scholten boven de 35 jaar oud is., zegt hij “dan maak ik je in Amersfoort vrij”. De laatste kilometers zijn voor Scholten niet meer zo zwaar. Bij Amersfoort lopen ze het concentratiekamp binnen, waar ze zelf een slaapplek te zoeken. Dit is moeilijk want het kamp zit al helemaal vol. Ze moeten met 4 man een brits delen. In dit kamp zijn Hollandse mannen die de kampleiding helpen. Ze worden knuppelaar genoemd vanwege hun hardhandig optreden.
3d.5 Toch vrij?
Terwijl Scholten en collega’s naar een geschikte slaapplaats zoeken, wordt bekend gemaakt dat het politiepersoneel naar buiten moet gaan en zich bij het gebouw van de kampleiding moet opstellen.
Ook uit de andere barakken stromen politiemannen toe. Al gauw staan er 40 tot 50 mannen. Ieder wordt naar de leeftijd gevraagd. De mannen boven de 35 jaar worden meteen vrijgelaten. Grote vreugde bij degene die vrij zijn gelaten. Met z’n vijven gaan ze naar politiebureau Amersfoort. Ze worden bij politiemensen thuis ondergebracht. Ze worden nog een dag en een nacht op het politiebureau gehouden. Woensdagochtend worden ze met een Rotterdamse politieauto opgehaald. En rijden dan in een mum van tijd naar Rotterdam. De vrouw van Scholten en die van collega Gijs zijn beiden op het bureau. Het weerzien was overweldigend.