2.1 Onderduiken
Hoewel de razzia op 10 november 1944 gaande is, gaat Aleman een karweitje doen. Maar hij wordt van straat opgepakt en toegevoegd aan een grote groep mannen op de Koemarkt. Geschrokken smeekt Aleman een Duitse Wehrmacht soldaat om nog afscheid te mogen nemen van vrouw en kind. Hij vertelt ook dat hij helemaal niets bij zich heeft. Hij heeft extra kleding nodig -de temperatuur ligt rond het vriespunt [*] - en iets te eten voor onderweg. De soldaat wil hier niets van weten, maar na herhaaldelijke smeekbedes en de belofte netjes terug te komen, mag Aleman tenslotte gaan.
Thuisgekomen bedenkt Aleman zich geen moment en duikt onder de vloer van zijn woning. Zijn vrouw vertelt Paul van 5 jaar dat hij niets mag zeggen als hem gevraagd wordt waar zijn vader is. Niet lang nadat Aleman onder de vloer van zijn woning zit, wordt er aangebeld. Meteen lopen de Duitse soldaten naar binnen en doorzoeken de woning. Miep vertelt dat haar man ‘s morgens van huis is gegaan, maar nog niet terug is. Argwanend bekijken de Duitsers de ‘en suite’. Maar ze vinden kennelijk niets. Aleman blijft nog enkele dagen ondergedoken, bang dat ze terugkomen.
2.2 List
Jan Heinsbroek is opgepakt in de Lange Nieuwstraat. Met honderden andere mannen loopt hij in de regen naar Delft via Overschie. Om hem enigszins te ontzien loopt zijn zus Bep mee. Achterop de fiets ligt zijn koffer. De weg voert door Overschie en kent een paar scherpe bochten, waarbij je het zicht op de rest van de rij mannen wordt weggenomen. Op zo’n punt pakt Jan de fiets van zijn zus en fietst er mee weg. De ontsnappingspoging lukt en hij duikt thuis onder.
Een andere optie om niet mee te hoeven, is een list verzinnen. De soldaten omkopen met geld, sigaretten of jenever. Bij de Schiedammer Van der T [**] willen de Duitsers graag een knijpkat (handmatige zaklamp) ruilen voor sigaretten. De jenever komt op tafel en de mannen drinken hier graag van. Als de mannen de deur uitgaan, hebben ze een veldfles vol jenever maar zowel de knijpkat als de Schiedammer blijven achter.
2.3 Politieagent moet ook mee
Politieagent Lambertus Schuitman merkt dat vanaf 7.30 de straat en omgeving is afgezet. “”…dat het op straat begeven reeds de nodige risico’s meebracht. Het was derhalve niet mogelijk buiten de woonplaats een onderkomen te zoeken” [***]
Om 14.00 is de Edisonstraat voor vordering aan de beurt. Via de vrouw van een collega die ook in de Edisonstraat woont, komt hij te weten dat zijn collega niet mee hoeft. Schuitman is ervan overtuigt dat ook hij in Schiedam kan blijven. De soldaat die de woning van Schuitman binnen dringt, weet niets van vrijstellingen en neemt Schuitman mee. Schuitman denkt aan een vergissing, want ook de naast hem wonende collega hoeft niet mee. Daar hij niet op deze wending had gerekend, heeft hij niet de noodzakelijk spullen mee voor een verblijf buitenshuis.
2.4 De bevalling
Oom Bernard woont samen met zijn vrouw en hun 1 ½ jarige dochtertje in de Antonie Muijsstraat. Tante is in verwachting. Als er wordt aangebeld, spelen ze dat de bevalling gaande is. De soldaat schrikt zo erg van de situatie, dat hij haastig het huis verlaat en met een klap de deur dicht smijt. En hun zoontje? Die wordt pas een maand later geboren.
2.5 Het tapijt
Onderwijzer Piet Alberts gaat s’ ochtends naar school, als hij alle soldaten ziet, begrijpt hij dat er een razzia gaande is. Vliegensvlug snelt hij naar huis. Eerder heeft hij al in St. Michielsgestel gezeten en dat was hem slecht bevallen. Hij heeft een groot huis met een zolder. Hij laat zich door zijn vrouw in een tapijt rollen. Voor het tapijt komt een hoop rommel te staan. Als de soldaten huiszoeking doen, en ook de zolder bekijken, zien ze niets verkeerds.
2.6 Jan Dettmeijer
Jan Dettmeijer woont met zijn vrouw en twee zoontjes in de Kortlandstraat in Schiedam. Hij zit in het verzet; hij maakt illegale krantjes voor de Waarheidgroep. Op een bepaald moment is het niet meer veilig om in Schiedam te blijven. Hij neemt een kosthuis bij mevrouw de Rooij in de Immobiliastraat 81 op Rotterdam-Zuid. Op 10 november wordt Dettmeijer thuis in Rotterdam opgepakt. Via de Breeweg en de luchtbrug loopt hij tussen honderden andere mannen naar het Feyenoordstadion. Daar aangekomen stelt hij zich meteen in verbinding met Jan Kuiper. Ze besluiten zich te verschuilen in het limonadekeetje aan de Noordzijde. Dit doen ze samen met een onbekende man. De andere dag op zaterdag 11 november vluchten ze rond half zeven met het invallen van de avond. Die avond is het feest in de Immobiliastraat.
Stedelijk Museum
Een aantal jongemannen die op de Lange Achterweg wonen, spreken af dat ze zich niet voor de Arbeitseinsatz zullen melden. Als het 10 november wordt, besluiten ze gezamenlijk onder te duiken. Het gaat hierbij om Sjaak, Wim en Jacob van Gelderen, Theo en Sjaak Donkervoort, Albert Vroon, Maarten Bouwer en Tinus Kins met een collega. En waarschijnlijk is hier nog een buurtgenoot bij, van wie de naam onbekend is.
Na een korte beraadslaging besluiten ze over het terrein van de firma Jac. van Gelderen naar het voormalige St. Jacobsgasthuis te vluchten en zich daar binnen te verstoppen. Ze klommen over de scheidingsmuur en forceren een rond raam in de achtergevel en klimmen via dit raam naar binnen. Met de trap lopen ze naar boven en gaan naar de zolder boven de aula. Vandaar hebben ze zicht op de Lange Achterweg en kunnen ze zien hoe de razzia verloopt. Toen de razzia voorbij was, zijn Van Gelderen Sr. en Jacob Donkervoort (zoon van de directeur van de manometerfabriek) de jongens eten gaan brengen. De groep heeft nog een nacht doorgebracht in het museum en zijn zondagavond in het donker weer naar huis gegaan.
[*] In werkelijkheid is het ongeveer 6 graden, met een gevoelstemperatuur van 2 graden.
[**] C.J. van der T. Rotterdam, augustus 1948 (blz. 90)
[***] Lambertus Schuitman